11 januari 2022 Beantwoording Schriftelijke vragen verkeerssituatie Kijkduin
Overeenkomstig artikel 30 van het Reglement van orde stelt het lid Roopram  (Hart voor Den Haag / Groep de Mos) vragen aan de voorzitter van de Haagse gemeenteraad.

Afgelopen zomerperiode heeft Hart voor Den Haag / Groep de Mos een grootschalige enquête uitgevoerd onder bewoners en ondernemers in Kijkduin met een overweldigende respons en zeer heldere conclusies. Meer dan 90% van de respondenten geeft de rampzalige verkeerssituatie in Kijkduin als het grootste probleem en voornaamste bron van ergernis, dat tegelijk levensgevaarlijke situaties oplevert alsook verbazing en boosheid over de volgen procedures en bizarre keuzes. Aanvullend heeft een uitgebreide wijkschouw plaatsgevonden, die de boosheid, ergernis en conclusies bevestigde.

Er is erg veel onduidelijkheid onder bewoners en ondernemers hoe de verkeersveiligheid gewaarborgd wordt op en rond het grote kruispunt in Kijkduin. Er is bijvoorbeeld een parkeergarage aangelegd die gebruikt wordt door zowel bewoners als bezoekers. De in- en uitrit grenst direct aan het gevaarlijke kruispunt waar vele soorten (fiets, voetgangers, auto, bus om er een paar te noemen) verkeer bij elkaar komen. Dagelijks komen ook daar grote vrachtwagens laden en lossen. Los van de onoverzichtelijkheid van die situatie en de onuitvoerbaarheid van bestaande verkeersregels, het ontbreken van enige handhaving en het ontbreken van een duidelijk verkeersplan ontstaan zeer onwenselijke en hoogst onveilige situaties.

1.      Is het college bekend met deze omstandigheden? Zo ja, wat zijn plannen om de situatie en met name de veiligheid, te waarborgen en te verbeteren?  Zo nee, wat maakt dat u hiervan niet op de hoogte bent en wat gaat u eraan doen nu u wel op de hoogte bent?

2.      Ligt er een verkeerskundig plan ten grondslag aan de keuzes die daar gemaakt zijn? Zo ja, kunt u daar (detail) informatie over geven? Zo nee, hoe komt het dat dit niet is gebeurd?

Aanvullend op de reeds gerealiseerde P-garage zijn plannen om deze nog verder uit te breiden, parallel aan de verdere bouw van appartementen complexen.

3.      Kan het college de plannen omschrijven en in het bijzonder de verhouding beschikbare P-plaatsen ten opzichte van de bestemde gebruikers?