Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stellen de raadsleden De Mos en Sewtahal, als aanvulling op eerdere vragen van GroenLinks/PvdA (RIS322203), de volgende vragen:

  1. Is het college bereid om, in samenwerking met bijvoorbeeld onderwijsinstellingen en lokale gemeenschappen, voorlichtings- en bewustwordingscampagnes te ontwikkelen over hindoediscriminatie? Zo nee, waarom niet?

2. Is het college bereid om geanonimiseerde data van meldingen bij gemeentelijke en landelijke meldpunten structureel te analyseren op trends in Hindoediscriminatie en hierover jaarlijks te rapporteren aan de raad?

3. Is het college bereid om een structureel overleg op te zetten met vertegenwoordigers van de Hindoegemeenschap in Den Haag over discriminatie en veiligheid, zodat beleid aansluit bij hun ervaringen en behoeften?

4. Hoe verklaart het college dat Hindoes zich blijkbaar genoodzaakt voelen om een nieuw meldpunt op te richten, terwijl er al een gemeentelijk meldpunt bestaat? Wat zegt dit over het vertrouwen in het huidige meldsysteem?

5. Kan het college exact aangeven welke concrete resultaten zijn geboekt met het huidige antidiscriminatiebeleid in de afgelopen vijf jaar, specifiek ten aanzien van Hindoediscriminatie? En wat is er gedaan met eerdere signalen vanuit de Hindoegemeenschap over het gebruik van racistische termen zoals ‘koelie’? Graag een gedetailleerd antwoord. 

6. Hoe staat het met de veiligheid van de Hindoescholen en tempels in onze stad? Graag een gedetailleerd antwoord.

Richard de Mos en Mairan Sewtahal
Hart voor Den Haag