De beantwoording van de in april gestelde vragen (RIS 315208) biedt aanleiding tot het stellen van vervolgvragen. Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stellen de raadsleden Constant Martini (Hart voor Den Haag), Robert Barker (Partij voor de Dieren), Fatima Faïd (Haagse Stadspartij) de volgende vragen:

  1. Kan het college aangeven hoeveel bouwvergunningen voor vergunningsplichtige projecten er afgegeven zijn en hoeveel er na 12 maanden nog niet in uitvoering zijn?
    a. Hoeveel projecten zijn er op gemeentelijke erfpachtsgrond en kunnen in aanmerking voor intrekking daarvan?
    b. Hoeveel projecten zijn daarvan op particuliere grond?
  2. Kan het college in aanvulling op de in april gestelde vragen aangeven welke NVUs of PUKs in de afgelopen 2 jaar zijn verlopen?
  3. Zijn de PUKs van de Patijnlaan en Slachthuislaan verlopen gegeven dat ze niet in de antwoorden worden genoemd?
  4. Kan het college in aanvulling op de in april gestelde vragen aangeven welke NVUs of PUKs de vergunning is aangevraagd maar nog niet verleend?
  5. a. Op vraag 3 van de schriftelijke vragen van april meldt het college dat er geen formele ambtelijke actie is ondernomen om vergunningen tot uitvoering te brengen, in te trekken of te handhaven. Kan het college aangeven waarom ze niet handhaaft en waaruit bestaat het genoemde informele contact? Op welk moment kiest het college wel voor handhaving of intrekking van de vergunning?
    b Wil het college per kwartaal een raadsmededeling verstrekken waarin vermelding staat van niet in uitvoering genomen vergunningen, welke actie is ondernomen en een beoordeling waarom de ontstane situatie in het belang van de stad of inwoners is?
  6. In antwoord op andere schriftelijke vragen (RIS 315019) meldt het college dat het bij afgeven van bouwvergunningen (tenzij het erfpachtgrond betreft) geen bouwplicht kan opleggen. Wat is de ratio dat er wel een bouwplicht geldt voor uitgifte vergunning bij erfpacht en niet bij particuliere grond?
  7. Waarom kiest het college er niet voor om vergunningen tijdelijk te verlenen om te stimuleren om tot bouwen over te gaan?
  8. Wil het college bij de desbetreffender wetgever erop aan dringen dat het uit oogpunt van vertrouwen van de burgerij van de belang is, dat de initiatiefnemer ook werkelijk overgaat tot het realiseren of bij niet-gebruikt de vergunning wordt ingetrokken?
  9. In welke gevallen wordt een bouwplicht gekoppeld aan de uitgifte van erfpacht?
  10. Heeft het college gedachten hoe zij situaties van het langdurig niet gebruiken van vergunningen voor het bouwen van woningen wil voorkomen?
  11. Het braak laten liggen van terreinen waar woningen gepland staan maar niet worden gebouwd vindt vaker plaats in Den Haag. Wat doet het college eraan om te voorkomen dat deze verloederen?
  12. Specifiek is het terrein van The Grace snel achteruit aan het gaan met vele ingeslagen ruiten. Wat doet het college aan deze situatie?
  13. Kan het college de vragen 4 en 5 van de in april gestelde vragen van een reden voorzien? Kan het college aangeven per project wat de reden is dat het bouwplannen niet naar de volgende fase zijn gegaan?
  14. Het college geeft in vraag 6 van de in april gestelde vragen aan dat het geen middelen heeft om iets te doen. Waarom is dit? Wil het college dit in de toekomst veranderen? Is het college het eens dat dit lastig is uit te leggen richting de inwoners van Den Haag en heeft het college dit probleem wel eens voorgelegd aan de VNG of speelt het niet gebruikers van de vergunnign alleen in Den Haag?

Constant Martini Robert Barker Fatima Faïd
Hart voor Den Haag Partij voor de Dieren Haagse Stadspartij