19 mei 2015 Beantwoording Schriftelijke Vervolgvragen dadergerichte aanpak in horeca

 

Vervolgvragen Groep de Mos en PVV inzake dadergerichte aanpak in horeca

Den Haag, 16 april 2015

 

In antwoord op onze schriftelijke vragen (RIS 281281) geeft de burgemeester aan dat er bij incidenten en overtredingen conform het geldende handhavingsbeleid, vastgesteld door de Raad en bevestigd door de hoogste bestuursrechter, opgetreden zal worden. Echter is er sinds november sprake van een nieuwe situatie. Toen is door de Raad de motie ‘strafdifferentiatie en risicospreiding Haagse horeca’ (RIS 278562) aangenomen. Hierdoor is er een beleidswijziging aanstaande. Naar aanleiding van dat antwoord van de burgemeester en onder verwijzing naar artikel 30 van het Reglement van Orde stellen de fracties van de PVV en Groep de Mos/Ouderen Partij Den Haag de volgende vervolgvragen aan de voorzitter van de gemeenteraad.

 

1. Bent u met de PVV en Groep de Mos/Ouderen Partij Den Haag van mening dat er door het aannemen van de motie ‘strafdifferentiatie en risicospreiding Haagse horeca’ een nieuwe situatie is ontstaan? Zo neen, waarom niet?

 

2. Bent u het met de PVV en Groep de Mos/Ouderen Partij Den Haag eens dat de door ons gestelde vragen beantwoord dienen te worden in het licht van de nieuwe situatie die is ontstaan na het aannemen van de motie door de Raad? Zo neen, waarom niet?

 

3. Tijdens het Veiligheidsdebat van 9 april jl. gaf Burgemeester Van Aartsen aan “niet geneigd” te zijn om de aangenomen motie strafdifferentiatie uit te voeren. Bent u met ons van mening dat dit leidt tot een onwenselijke situatie voor de Haagse horeca? Zo neen, waarom niet?

 

4. Tijdens het horecadebat van 24 maart jl. gaf wethouder Karsten Klein onomwonden aan dat de motie uitgevoerd zal worden. Bent u bereid de motie onverkort uit te voeren in lijn met de toezegging van wethouder Klein? Zo neen, waarom niet?

 

5. Kunt u aangeven wat u gaat doen om horecabazen, die buiten hun schuld om worden geconfronteerd met een dreigende sluiting, in de periode totdat het nieuwe beleid in werking is getreden, bij te staan?

 

6. Kunt u motiveren waarom u tot op heden niet bereid bent om, anticiperend op de komende beleidswijziging, nu al de mate van verwijtbare schuld mee te nemen in de te differentiëren straftoemeting?

 

7. Kunt u garanderen dat er tot aan de invoering van het nieuwe beleid geen gedwongen sluitingen zullen zijn als de horecaondernemer geen verwijtbare schuld heeft aan eventuele afkeuringswaardige incidenten binnen hun etablissement? Zo neen, waarom niet?

 

Andre Elissen                                                                  Richard de Mos

Partij voor de Vrijheid                                                  Groep de Mos/Ouderen Partij Den Haag