7 september 2020 Beantwoording Schriftelijke vragen Burgemeester draait Pancho Bar moedwillig de nek om

Zes jaar is Hans Borrias inmiddels eigenaar van muziekcafe De Pancho Bar aan de Haagse Thomsonlaan. In zijn café wordt muziek gemaakt, maar zijn bovenbuurman wil dat niet. Hij zegt er last van te hebben. Deze strijd sleept zich al tijden voort. Na forse boetes, dwangsommen en openbare verkoop van de inboedel is er nu een nieuw dieptepunt bereikt; alle vergunningen dreigen ingetrokken te worden op grond van ‘slecht levensgedrag’ van de uitbater. Hart voor Den Haag/Groep de Mos vindt dit een onevenredig zwaar instrument.

 

1.     Is het college het met Hart voor Den Haag/Groep de Mos eens dat livemuziek onderdeel is van de Haagse cultuur en zodoende ook gekoesterd moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe geeft het college dit vorm, ook in dit specifieke geval van de Pancho Bar?

2.     Al meer dan tien jaar treedt wekelijks een aantal bandjes op in het café aan de Haagse Thomsonlaan, op vrijdagavonden in het weekend. Sinds een nieuwe bewoner de woning boven de kroeg kocht, regent het klachten over geluidsoverlast, waardoor Borrias steeds nieuwe boetes krijgt die hij niet kan betalen en wat weer resulteert in dwangsommen en gedwongen sluiting. Als iemand een huis koopt boven of naast een horecagelegenheid, is de gemiddelde koopprijs zo’n 20% lager. Mocht het lukken om de ondernemer weg te krijgen dan is dat huis gelijk een stuk hoger in verkoopwaarde. Is het college het met Hart voor Den Haag/Groep de Mos eens dat het ‘wegpesten’ van een horecaondernemer dus erg lucratief kan zijn voor een klager? Zo ja, wordt dit meegewogen in besluitvorming dan wel handhaving? Zo nee, waarom niet?

3.     Het nieuwste argument dat het college aandraagt om de caféhouder te dwarsbomen is de juridische kapstok ‘slecht levensgedrag’ dat de ondernemer aan de dag zou leggen. Dit is een zeer vergaande stap die de burgemeester grote bevoegdheden geeft om de vergunningen in te trekken. Het draait de bewijslast ook om, omdat de ondernemer nu moet aantonen dat er geen sprake is van slecht levensgedrag, waar het in ons rechtssysteem gebruik is dat iemand ‘onschuldig is, tenzij het tegendeel bewezen’. Op welke grond heeft het college besloten deze vergaande stap te zetten? Graag een uitgebreide toelichting.

4.     De voorzieningenrechter in Amsterdam heeft in een recente uitspraak (1) geoordeeld dat het voor een dienstenverrichter (in die zaak ging het ook om een café-uitbater) niet goed mogelijk is om zich vooraf op de hoogte te stellen van de wijze waarop het criterium “slecht levensgedrag” wordt ingevuld bij de beoordeling van een aanvraag om een exploitatievergunning. Hoe rijmt het college die uitspraak met de vergelijkbare situatie in casu de Pancho Bar?

5.     Is het college bereid om, op basis van bovenstaande uitspraak, het criterium ‘slecht levensgedrag’ in te trekken? Zo nee, waarom niet?

(1)   https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2019:4070