Overeenkomstig Artikel 30 van het Reglement van orde stellen de leden Constant Martini en Carlos Martinez van Andel (Hart voor Den Haag) de volgende aanvullende vragen (op de vragen RIS312943 en RIS313578) aan de voorzitter van de Haagse gemeenteraad;

Op 1 december 2022 verliep de termijn voor afdoening van onze schriftelijke vragen. Op 6 december zond het college een brief aan de Raad; heden hebben wij een verzoek ingediend om de niet-beantwoorden vragen van 1 december 2022 mondeling te stellen in de eerstkomende gemeenteraadsvergadering.

Evenwel willen wij toch nog enige opheldering hebben, door middel van wat bijkomende vragen. Voor zover nodig een en ander onder verwijzing naar het desbetreffende artikel van het Reglement van Orde van de Gemeenteraad van Den Haag.

1.         In de beantwoording van de eerste reeks vragen (RIS312943): bestuurlijk kannibalisme, zegt het college dat zij dit onderwerp (overschrijding, WOO, Hommerson ondertunnel) in Q4 2022 in de raad aan de orde zal stellen. In haar brief van 1 december 2022 is dit gewijzigd in Q2 in 2023.

Dat het proces van omzetting van VO naar DO tijd kan kosten geloven wij, maar dit kan toch niet de enige reden zijn? Welke andere overwegingen liggen aan deze beslissing ten grondslag? En hoe kan het, dat dit niet in de beantwoording van onze vragen van 12 augustus is vermeld c.q meegenomen?

2.         Is het college bereid deze nadere toelichting zo spoedig mogelijk te geven?

3.         De vragenstellers noch de raad hebben de gevraagde stukken welke oorspronkelijk ten grondslag lagen aan de afgelopen besluitvormingsprocedures, inzake de ongelijkvloerse kruising Zwolsestraat (OKZ) ontvangen, kan het college aangeven wanneer de raad nu wel onverwijld, volledig en tijdig geïnformeerd wordt?

4.         Bij dit project is staatsteun aan de orde. Hoeveel en welke partij heeft deze staatssteun ontvangen en kan het college mededelen wanneer er geen bedenkingen vanuit de EU zijn ontvangen?

5.         Bij het niet doorgaan van het project wie moet deze staatssteun dan terugbetalen ( 6 a 7 miljoen?

6.         Kan het college uitleggen waarom de bestaande gegevens, documenten en notities niet onverwijld werd gedeeld met de raad?

7.         Waarom werden de overschrijdingen nadat de 26 miljoen ter beschikking waren gekomen (te) zo laat aan de raad gecommuniceerd?

8.         Heeft het college ook de rekenkamer geïnformeerd over de aanzienlijke afwijkingen en zo ja wat is hun oordeel?

9.         Wordt inmiddels uitvoering gegeven aan de uitspraken van de Raad van State i.v.m. de openbaarheid of blijft het college zinloze dwangsommen betalen?

10.       Mocht het college deze vragen nog niet beantwoord hebben op 21 december 2022 dan zullen we deze vragen betrekken bij de mondelinge afdoening van de vragen inzake bestuurlijk kannibalisme 2


Constant Martini, Arjen Dubbelaar
Hart voor Den Haag