Overeenkomstig art. 30 van het Reglement van orde stellen de raadsleden Bom en De Mos de volgende vragen:
1) Is het college bekend met het bericht ‘Einde aan wereldberoemd snoepje: Haagsche Hopjes worden niet meer gemaakt’ (1)?
2) Deelt het college de mening dat Haagsche Hopjes behoren tot Haags (cultureel) erfgoed en kunnen bijdragen aan de promotie van stadstrots? Zo ja, heeft het college, nu vanuit het Zweedse bedrijf Cloetta is bevestigd dat zij zijn gestopt met de productie van Haagsche Hopjes, de bereidheid om met een delegatie van het college richting dat bedrijf te gaan om de rechten op Rademaker’s Haagsche Hopjes terug naar huis te brengen? Graag een gedetailleerd antwoord met daarbij hoe het college, eenmaal in bezit van de rechten, bakkers uit het Haagse bakkersgilde de productie van Haagsche Hopjes in handen gaat geven.
3) Is het college zich ervan bewust dat naast de politiek (het Binnenhof), het hopje wel het meest bekende uit Den Haag is? Zo ja, zou het college naast het terughalen van de rechten voor de productie van Haagsche Hopjes, willen onderzoeken of het plaatsen van een standbeeld van baron Hendrik Hop op het Lange Voorhout, ter hoogte van nummer 92, dé plek waar Hop zijn hopje ontdekte, zou kunnen bijdragen aan het verhogen van de toeristische waarde van de binnenstad en het promoten van stadstrots? Een plek waar toeristen met de Hopjesbaron op de foto kunnen. Graag een gedetailleerd antwoord.
4) Deelt het college de mening dat initiatieven die stadstrots bevorderen, onze steun verdienen? En dat het initiatief van Hagenaar Jan van der Laan, die vindt dat het snoepje en de bedenker, baron Hop veel meer erkenning moeten krijgen, prima bij die gedachte past? Zo ja, hoe gaat het college het Haagsche Hopjesmuseum ondersteunen bij verdere groei en het vergroten van haar toeristische waarde? Graag een gedetailleerd antwoord.
Coen Bom en Richard de Mos .
Hart voor Den Haag