Raadslid William de Blok: “Veel open eindjes en onduidelijkheden!”
De gemeente heeft haar zinnen gezet op de verplaatsing van de huidige prostitutie gebieden aan de Doubletstraat en de Geleenstraat naar de Sporendriehoek, een stuk niemandsland tegenover bedrijfsverzamelgebouw Binck36. Een belangrijke voorwaarde die de gemeente stelt is dat er voor de verplaatsing draagvlak bij sekswerkers en hulpverleners moet zijn.
Volgens raadslid William de Blok van Hart voor Den Haag/Groep de Mos ontbreekt die draagvlak en zit er behalve de omwonenden van de Doubletstraat niemand op de verplaatsing te wachten. De Blok hierover: “Het stadsbestuur zet vol in op verplaatsing naar deze ‘spookdriehoek’, zonder dat belanghebbenden zijn meegenomen in de plannen. Bewoners uit het Bezuidenhout, de Binckhorst, de Rivierenbuurt maar ook aangrenzende bedrijven als Binck36 en Nationale Nederlanden zijn niet betrokken bij de plannen. En draagvlak onder sekswerkers zelf ontbreekt ook, zij willen liever in de bestaande straten blijven werken.”
Hart voor Den Haag/ Groep de Mos kan zich vinden in de sluiting van de Doubletstraat, maar stelt dat eerst onderzocht moet worden of het verbeteren van de prostitutiezone aan de Geleenstraat een oplossing kan bieden. De Blok vult aan: “Het zou goed zijn als er met een open blik naar de casus word gekeken in plaats van met oogkleppen op. Al 15 jaar loopt de vraag naar prostitutieramen terug. Onderliggende onderzoeken voor een eventuele bestemmingswijziging rammelen aan alle kanten en betrokken experts zetten hun vraagtekens. Er bestaat een risico dat de NS de gronden opeist en Binck36 heeft te kennen gegeven planschade te eisen, waardoor een sluitende Business case nog lastiger word. Kortom, alleen redenen om het niet te doen en geen om het wel te doen. Onderzoek naar mogelijkheden om de prostitutie zone aan de Geleenstraat te verbeteren waarbij de sekswerkers uit de Doubletstraat eventueel in de Geleenstraat kunnen werken heeft dan ook de voorkeur van de partij. Jammer dat het stadsbestuur, bij monde van wethouder Revis, totaal niets wil (her)overwegen.”